Santander. De tweede grote stad waar ik doorheen kom. Een stad waar ik me veilig voel. Ik zoek net zo lang tot ik een plek vind waar een computer met internet staat. Gemakkelijk vind ik mijn weg. 131 Km sinds de vorige blog in 5 1/2 dag gelopen met als recordafstand 33 km per dag. Dat ik zoveel liep die dag had een bepaalde reden. Namelijk het zo snel mogelijk onder de rook van Bilbao uitkomen. Rondom Bilbao steeds kleine prikjes door mensen en dingen die mij innerlijk uit balans dreigde te brengen. Eerst voortekenen leek het wel, daarna confrontaties met mijn angsten. Ik werd behoorlijk uitgedaagd om het vertrouwen te blijven houden en ik vond de weg eng. Pas ik mij aan door die invloeden van buitenaf? Laat ik me letterlijk en figuurlijk van mijn pad afbrengen? Kortom, de vakantieweek is afgelopen, nu begint het echte pelgrimswerk.

Nog met frisse moed loop ik vrijdagochtend om zeven uur het hostel te Lezana uit met als doel Bilbao voorbij te lopen. Dat lijkt vroeg maar als je bedenkt dat de eerste mobieltjes van de Fransen vaak al om 5.30 uur afgaan in de slaapzaal, gevolgd door het nodige geritsel, valt dat best mee. Bij een scheur in het asfalt van de weg sta ik stil en zie mieren van links naar rechts en van rechts naar links marcheren. Ik bedenk me dat zij geen weekend houden en elke dag door kunnen gaan.

Net voorbij de top van de berg voorafgaande aan Bilbao kom ik langs de poort van een verpleeginstelling, Instituta de Jesús, staat er op de stenen poort. Ik kijk toevallig naar binnen en zie daar een uitgemergelde man half liggend, half zittend in een rolstoel. Zijn gezicht heeft diepliggende ogen in holle oogkassen, zijn mond staat half open, neusgaten tot streepjes getrokken. Hij lijkt mij aan te kijken, heeft vast al het getik van mijn stokken gehoord toen ik aankwam lopen. Ik schrik van zijn aanzicht. prikje. Ik loop door.

Bilbao, een grote stad met een mooi oud stadscentrum waar cultuur, kunst, creativiteit en lekker eten volop aanwezig zijn. Bilbao heeft ook een keerzijde en daar zie ik tegenop. Ten eerste is het een klont van 31 km lopen, inclusief alle voor- en nasteden, over straat, beton en asfalt, vaak aftands en viezig.  Als ik na de berg met de verpleeginstelling afdaal over de vele trappen naar het oude centrum, zit er een punker op de onderste trap. Van een afstand oogt hij jong en nonchalant maar hoe dichterbij ik kom hoe meer ik het uitgemergelde en uitgeputte aspect van zijn lichaam, de versletenheid van zijn kleding zie en hoe sterker de stank wordt die van hem afkomt.  Bilbao is een stad van drugs en nachtleven. Ten tweede zijn er, zoals overal in het Baskenland,  veel graffity teksten te zien die denk ik te maken hebben met de strijd door ETA. Deze strijd zou officieel in 2011 ten einde gebracht zijn. Ik weet er niet het fijne van, wat wel zeker is dat de graffity dreigend op mij over komt. Ik probeer me ervoor af te sluiten hoewel er bijna niet aan te ontkomen is. Overal duikt het woord ¨Amnista¨ op. Overal Baskische teksten, afbeeldingen zoals een vuist om prikkeldraad, schedels, een pistool . Amnestia betekent het vrijstellen of herroepen van strafvervolging voor bepaalde daden door het hoogste gezag van een staat, lees ik op Wikipedia. Het is een woord dat ik als kind vaak op het nieuws hoorde. Kilometers voor en na Bilbao zijn er daarnaast uitgebreidde en ogenschijnlijk kleurige tableaus, ware kunstwerken op muren en huizen of in tunnels gespoten. Wezens met armen die overgaan in slangen die zich om een stad heen wikkelen, een alien met dichtgenaaide mond waarbij staat ´new exodus´ in een landschap waar verderop gewapende insectachtige wezens  een pamflet ophouden met de afbeelding van het alien met de tekst ¨wanted¨eronder. Prik.

De Camino gaat na het oude stadscentrum verder langs de rivier. 10 Km over een lange rechte weg die bijna overal stuk is. Des te verder van het centrum hoe meer de industriële gebouwen vervallen zijn. Roest en kapotte ramen. Vergane glorie. Toch ook nog huizen waar mensen wonen tussendoor. Hoe kunnen deze mensen hier leven? De meeste mensen zeggen geen gedag terug als ik groet hoewel een enkeling mij opeens vrolijk ´bon camino´wenst. Een oude man loopt even met mij mee en begint te bazelen over ´el mundo´tegen mij.  Het komt vreemd over. ´Non comprendo´ en ik zet de pas er flink in. Eerst loop ik verkeerd als de rivier zich splitst en moet ik een heel stuk terug. De schaarse gele pijlen van de Camino geven steeds een beetje opluchting, te weten dat het klopt. Ik ben al de hele dag geen enkele andere pelgrim tegen gekomen. Dat was juist mijn bedoeling , toch is het ook wel erg spannend om zo helemaal alleen te zijn, juist hier.  Ik weet dat een aantal pelgrims de metro nemen om dit deel over te slaan. Als ik de metrostations passeer, weersta ik verleiding om in te stappen. Ik wil deze hele route lopen en niet smokkelen, alles meemaken. Maar geloof me dat ik deze 10 km eng vind.

Volgens mijn pelgrimsgidsje zou er een zogenaamde gondel aan het einde van de weg zijn waarmee de pelgrims naar de overkant van de rivier worden gebracht. Zou de gondel wel open zijn? Als dat niet zo is dan moet ik helemaal terug want er is hier geen enkel pension of hotel. Ook bedenk ik me dat ik nog maar 20 euro cash bij me heb, daar kan ik niet een taxi en een hotel van betalen.  Shit, ik had in Bilbao moeten pinnen natuurlijk. Bij de metrostations is er geen pinautomaat, slechts rondhang-jongeren en een dikke dame met een huishoudschort en een vreselijk slecht gebit die duidelijk maakt dat hier geen pinautomaat is. Verderop zie ik mensen met gevulde boodschappentassen lopen, ik volg het spoor en vind een Santander bank.  Het duurt lang voordat het geld en de pinpas terugkomt. Wederom een beetje opluchting. De tijd kruipt, het miezert af en toe. Dan opeens zie ik in de verte Francheska met haar vaste wandelmaat Matthew lopen. We gaan samen de gondel over die gewoon om de 10 minuten vertrekt, niet alleen voor pelgrims maar voor alle bewoners van Portugalette en we komen in een leuk en net stadje terecht.  De twee andere pelgrims vragen mij om informatie over de hostel. Ik geef hun braaf de informatie uit mijn boekje en geef aan dat ik een pension opzoek omdat ik een kamer voor mezelf wil zonder Fransen die om 5.30 uur opstaan. Eigenlijk wil ik allen zijn maar durf dat niet zo te zeggen. Even later kom ik ze toch weer tegen want de hostel zou gesloten zijn. Ze wil meelopen terwijl ik zoek ga naar een hostel. Het eerste Pension uit het boekje bestaat niet meer dus ik besluit te bellen om overbodig dwalen te voorkomen. Terwijl ik aan het bellen ben voor een kamer raak ik ze net zo snel weer kwijt. Ik sms waar de kamer vrij is en kom snel aan met behulp van mijn gps op de mobiele telefoon. Wat een heerlijke schone kamer, helemaal voor mij alleen, dacht ik. Ik krijg een sms van de andere pelgrims, of ik nog mee wijn ga drinken. Ik had me de avond van tevoren voorgenomen om niet meer in te gaan op alle verzoeken als ik niet echt zin heb dus sms terug dat ik alleen wil zijn. Dat voelt best een beetje stom. Het is geen probleem bericht ze terug, ze wenst mij een fijne avond en tot een andere keer. Opgelucht toch wel.

Helaas is het in het leuke pension zeer zeer gehorig en doe ik bijna geen oog dicht. Alsof ze naast je staan.
Zaterdagochtend. De radiowekker van mijn pension buren gaat wederom om 5.30 uur in de ochtend en blijft lekker een half uur muziek spelen. Vroeg uit de veren dus weer. Ik maak het fruit schoon dat ik de dag tevoren kocht en bijt in het sappige vlees van de perzik. De pit blijkt open te staan en is hol. D´r kon wel eens een insekt in wonen, bedenk ik me. Ik kijk naar de muur voor me in de pension kamer en zie een vreemd insekt op de muur zitten. Het lijkt op een zilvervisje maar dan groter en veel meer poten met haren erop. Hij valt van de muur op het bed. Bah. Gelukkig dat ik deze niet gisteravond tegenkwam. Als ik weer kijk naar de perzik loopt er een spinnetje ter grootte van een mier over het sappige vruchtvlees. De perzik is toch bijna op dus gooi hem weg.  Als ik de kiwi probeer uit te lepelen met mijn campinglepel-vork breekt deze af. Shit. Allemaal kleine prikjes.

Eenmaal op weg zet ik flink de pas erin en haal de 33 km die dag, ondanks de regenval de hele dag. De omgeving klaart steeds meer op. Minder graffity, meer dieren, meer groen en bloemen, het asfalt houdt nog kilometers aan.  Als ik s´avonds onder het in stapelbed net in slaap val, klimt mijn bovenbuurman met weinig voorzichtigheid in het stapelbed waardoor de hele metalen stellage begint te schudden en te kraken en laat zich met een plof neerkomen. Op de grens van wakker en slapend word ik opeens bang dat het bed naar beneden komt zetten en zie ik mezelf al gekraakt worden. Paniek in de tent. Prik. Tegelijkertijd weet ik ook dat alle hostels stapelbedden hebben die al jaren dienst doen zonder dergelijke ongelukken. Ik weet dat er nog bovenbedden vrij zijn maar weersta de verleiding om toe te geven aan de irrationele angst. De volgende hostelnacht heb ik express onder geslapen en daarna ben ik boven en onder gaan afwisselen.

De hele nacht voel ik mijn kuiten nog spannen en voel ik mijn voetzolen. 33 km was veel. Ik denk aan de mieren die ik gisterenochtend zag lopen en werken. Mensen kunnen vaak geen maat houden en hebben daarom een rustdag nodig. Ik loop nu al 9 dagen achter elkaar… Tijd voor een rustdag. De volgende dag vind ik na 10 km een perfect plekje om zondagse rust te houden. Een mooi dorpje dat bijna glimt van nieuwheid, een schitterende baai, een camping met een perfect pelgrimshutje waar ik diep slaap en gewekt wordt door vogelgefluit. Vanaf nu gaat het beter, hoop ik.

Helaas, binnen het uur op maandagochtend heb ik het ongenoegen een vieze man tegen te komen die zichzelf staat te helpen terwijl hij naar mij kijkt. Ik prik de stokken hard in het asfalt als ik doorloop, boos. Maar later ook bezorgd of hij niet achter mij aankomt. Wat zal ik doen als hij mij aanvalt? Het geluid van de vrachtwagen die wegrijdt, van mij af. Even bijkomen. Gelukkig kom ik een Nederlandsee pelgrimdame even verderop tegen waar ik stoom bij af kan blazen. Ze was hem ook tegengekomen. Zelfde verhaal. We trekken de dag verder samen op en hebben zeer leuke gesprekken en dat doet me goed. In de namiddag besluit ik naar de hostel te gaan terwijl mijn wandelpartner nog iets verder gaat. Opeens kom ik erachter dat ik de stokken 5 km eerder en een boot verder vergeten ben in het restaurant waar we zo lekker en gezellig aten. Nee, nee, nee. Dat zal mij niet overkomen. Er zit enige tijdsdruk achter ivm de laatste bootovertocht vroeg op de avond. Ik ga terug met de boot, weet mee te liften met een betrouwbaar uitziende man, negeer het incident van vanmorgen daarbij en pak de stokken waar ik ze gelaten heb. Met de bus terug voor deze ene keer en haal ruim op tijd de boot.

Helaas helaas. Het internetcafe gaat dicht. Ik wilde nog zo graag vertellen dat ik dinsdag dan eindelijk de stilte heb gevonden in mezelf en er geen prikken meer waren. Dat ik nu niet alleen buiten waarneem maar ook binnen in mezelf. Daar ging ik deze pelgrimstocht voor lopen dus al met al ben ondanks alles blij. Wordt vervolgd.


Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *